Overlijdensschade. Affectieve relatie met overledene geen gezinsverband 6:108 lid 1 sub c BW. Rechtbijstandkosten.

 rechtbank Utrecht 27 oktober 2010, LJN: BO2891

Beantwoording vraag of ex echtgenote op grond van art. 6:108 lid 1 sub c BW  in aanmerking komt voor vergoeding overlijdensschade,  kan volgens rechtbank bijdragen aan totstandkoming vaststellingsovereenkomst en daarmee aan verdere schadeafwikkeling. Het betreft dus deelgeschil.

Strekking van art. 6:108 BW  is dat slechts de in deze bepaling genoemde gerechtigden voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Eiseres is ex-echtgenote van overledene. T.t.v. overlijden hadden zij een affectieve relatie.  Er was echter geen sprake van samenwonen in gezinsverband. Eiseres had eigen woning waar zij stond ingeschreven en ontving alimentatie. Dat de meeste tijd in de woning van overledene werd doorgebracht; verjaardagen, feestdagen en afspraken met vrienden in die woning plaatsvonden en sprake was van verschillende gezamenlijke vakanties levert geen samenleven in gezinsverband op. Rechtbank is overtuigd van wens en intentie eiseres en overledene om hun zelfstandigheid op te geven, dit kan echter niet tot andere conclusie leiden. Feitelijk samenzijn is bepalend.

Rechtbank gaat uit van het door Achmea (verzekeraar van veroorzaker ongeval) steeds vergoede uurtarief van € 120,- in plaats van het gevorderde tarief van € 274,50.

Omdat Achmea geen verweer heeft gevoerd tegen de gevraagde veroordeling in de kosten van deze procedure, wordt Achmea veroordeeld tot betaling van de door de rechtbank begrote kosten.

Op zich een heldere uitspraak, natuurlijk geen uitbreiding van de limitatieve opsomming.
De vraag rijst wat de rechtbank had beslist als Achmea had betoogd dat onder deze omstandigheden geen recht bestaat op de kostenvergoeding ex 1019AA Rv. Zouden dan de kosten geheel zijn afgewezen?